In Parijs kroonde Fleur Jong zichzelf tot Nederlandse atletiekkoningin van de Paralympische Spelen. Na titelprolongatie bij het verspringen maakte ze ook haar favorietenrol waar op de 100 meter. Een reflectie met de tweevoudig wereldrecordhoudster aan de hand van vijf dilemma’s. Over 100 meters tegen valide atleten, haar grote winstmarge bij het verspringen in Parijs en een blik vooruit naar Los Angeles.
Je Paralympische titel op verspringen of 100 meter?
‘Dat is voor mij natuurlijk geen keus. Verspringen was heel bijzonder, omdat verdedigen echt iets anders is dan de Paralympische titel voor het eerst winnen. Er zit een ander soort druk op en een andere drive. Je wil bijna nog liever bewijzen dat die titel bij jou hoort en bij jou zal blijven. Dat voelt natuurlijk heel goed. Wat betreft de 100 meter: die wil je gewoon heel graag een keer winnen. Ik ben al drie jaar de snelste op de 100 meter, ik heb twee wereldtitels, maar die Paralympische plak ontbrak nog. Ik ben ongelooflijk trots, want je weet nooit wanneer je nog een keer de kans krijgt zo’n gouden dubbel te voltooien. Dat is geen garantie. Of ik achteraf nog een onderdeel willen doen in Parijs voor een mogelijke derde gouden plak? Absoluut niet. Twee onderdelen is meer dan genoeg. Dit was al best een uitdaging.’
Alle internationale para-atletiekmedailles op de Nederlandse televisie of de hele Paralympische Spelen uitzenden?
‘Natuurlijk kijk ik het liefst elke dag naar atletiek op tv. Maar de Spelen staan op een ander plateau. Dat extra bijzondere kan de Paralympische Spelen ook brengen. Dus laten we dan toch gaan voor de hele Paralympische Spelen uitzenden. Uiteraard ben ik blij met de toegenomen aandacht voor de sport. Hoeveel mensen de para-atletiek volgen, begrijpen en leuk vinden is mooi. Ik merk de waardering voor de sport zoals die is. De grootste uitdaging zit denk ik in deze aandacht doorzetten. Let de media ook op bij andere internationale parawedstrijden? Of wordt dat vuurtje over vier jaar in Los Angeles weer aangewakkerd? Daar zit de mooiste en leukste uitdaging in onze sport. Ik hoop dat in Parijs een enorme stap is gezet die we kunnen voortzetten.’
Al je 100 meters vanaf nu tegen valide atleten of tegen atleten van alle classificaties?
‘O, leuk. Ik ben sowieso nog niet goed genoeg op de 100 meter om het op te nemen tegen de beste valide atleten. Dus laten we daarin niet op de zaken vooruitlopen. Dan ga ik zeker voor alle 100 meters vanaf nu tegen allerlei para-atleten, dus van allerlei classificaties. Met verspringen ben ik de beste para-atlete allertijden, maar ik kan nog niet het allersnelst aanlopen. Ik vind het moeilijk wat over de classificaties te zeggen, maar ik denk dat het een goede stap is samen te voegen in vergelijkbare handicaps. Op de rolstoelonderdelen is daarin goed progressie te boeken om het competitieve component omhoog te brengen. Dat zie je ook bij de klassen voor blinde atleten, waarbij je denk ik van drie naar twee races kan: één voor atleten met gids en één zonder. Ik zou zeker vaker tegen valide atleten willen uitkomen. Buiten onze titeltoernooien om is dat heel goed om inclusie aan te moedigen. Als wij parasporters dat mogelijk maken, waarom zouden kinderen met of zonder handicap dan niet samen kunnen spelen op het schoolplein?
Lees ook: Barkley droom van Hinke Schokker na Nederlands record 100 kilometer
Phanos of AAC?
‘Ik ben nog altijd lid van Phanos. Mijn carrière is begonnen bij die club in het Olympisch Stadion. Dus daarbij zal altijd mijn hartje liggen. Maar ik ben AAC, ook in Amsterdam, voor altijd dankbaar dat we daar zo welkom zijn. Het is mijn dagelijkse thuisbasis. Daar hebben ze betere faciliteiten en is de baan eigenlijk altijd beschikbaar. In het stadion moet je rekening houden met evenementen in de zomer. Soms train ik ook op andere plekken, bijvoorbeeld in het Friendship Sports Centre in Amsterdam-Noord, omdat mijn protesemaker daar ook zit. De afgelopen maanden zag mijn week er bij Team Para Atletiek ongeveer zo uit: zondagmiddag verspringen, maandag kracht en pilatus, dinsdag tempo’s, woensdag sprinten, donderdag mobiliteit en kracht, vrijdag tempo’s en ondersteunende kracht en zaterdag vrij. In wedstrijdweken wisselt dat heel erg, afhankelijk van wanneer je moet racen. Ik hoop nog tot het einde van mijn carrière in Amsterdam te trainen. Alles kan veranderen, maar ik het nu bijzonder naar mijn zin hier.’
Paralympische titel op de 200 meter of een derde titel bij het verspringen?
‘Sowieso een derde titel bij het verspringen. Dat is het mooiste onderdeel dat er bestaat. Absoluut niet de 200 meter. Om de marges kleiner en de verspringwedstrijd dus spannender te maken dan de 66 centimeter op Marlène van Gansewinkel, de nummer twee in Parijs, hoeft aan het onderdeel niks veranderd worden. Maar het niveau mag opgekrikt worden. Ik probeer uit te stralen dat m’n tegenstanders mij alles mogen vragen. Ik vind het allemaal goed. In de aanloop naar Los Angeles ga ik absoluut geen onderdeel toevoegen, dus ik blijf bij de 100 meter en het verspringen. Dat zijn de meest prestigieuze onderdelen en technisch het meest uitdagend, vind ik. Ik voel nog heel veel kriebels. Ik moet dit jaar nog evalueren met mijn coach Guido Bonsen. Dan volgen langzaam nieuwe plannen, met kleinere doelen tussendoor. Ik weet nog niet zo goed wat ik op de Spelen van 2028 kan verwachten. Vier jaar voelt echt nog als ver. Het is spannend, maar ik heb er zin in.’
Foto’s: Bjorn Parée & Erik van Leeuwen