Home Voorpagina Interview met sportpsycholoog Ivo Spanjersberg

Interview met sportpsycholoog Ivo Spanjersberg

door hardloopnetwerk

Al bijna twintig jaar werkt sportpsycholoog Ivo Spanjersberg (1970) samen met topsporters en topteams uit verschillende sportdisciplines. Hierbij ontmoet hij niet alleen atleten die aan het prille begin van hun carrière staan, maar ook sporters van Olympisch niveau. Daarnaast is Spanjersberg actief voor een aantal sportbonden en geeft hij op Papendal mentale trainingen aan sporters en hun ouders. In een interview met Hardloopnetwerk geeft de sportpsycholoog onder andere antwoord op vragen over mentale invloeden van deelnemersvelden en legale sportvoeding. Ook komt de mentale weerbaarheid van individuele atleten ter sprake.

Door Joost Veenstra

Het gebeurt regelmatig dat atleten een sterk deelnemersveld eisen en indien dit er niet is, zelfs afzeggen en dus niet aan de start verschijnen. In hoeverre is het voor een atleet in geestelijke zin belangrijk dat hij/zij aantreedt tegen atleten die ook over een behoorlijk niveau beschikken?

Spanjersberg: ”Ik denk dat lopers graag een sterk veld zien, omdat ze dan concurrentie hebben en verzekerd zijn van sterke medelopers, zodat ze bijvoorbeeld niet al het kopwerk hoeven te doen (bij 800 meter en langere afstanden). Als ze alleen de kar moeten trekken of geen sterk mikpunt hebben, komt er een mindere tijd in de boeken komen te staan. Sommige sporters willen dat niet, wellicht als onderdeel van psychologische oorlogsvoering (met slechte tijden schrik je niemand af) of de wens om graag een mooi resultatenlijstje te hebben. Het kan ook zijn dat de lopers wellicht een uitdaging missen en hierdoor minder scherp zullen zijn en zich (bewust of onbewust) minder willen inspannen als er geen concurrentie is. Bovendien is de strijd tussen concurrenten natuurlijk ook een veel mooiere strijd dan de winst van de gedoodverfde winnaar.”

Op een atletiekbaan kun je vanuit verschillende banen vertrekken. Wat kan er mentaal met een atleet gebeuren als hij/zij vanuit de eerste of achtste baan (vaak aangeduid als minder gunstig) moet vertrekken in plaats vanuit, bijvoorbeeld, de derde baan?

”Een scherpe binnenbocht kan technisch lastig zijn, een buitenbochtloper heeft geen richtpunt. Maar hoe je daarmee omgaat is een individueel verhaal. De ene sporter heeft misschien een grote voorkeur voor een bepaalde baan en heeft er last van als hij ongunstig start. De ander gaat er veel relaxter mee om en kan misschien ook voordelen zien van een minder gunstige baan. Als je goed in staat bent om je eigen race te lopen, zul je minder last van hebben van de buitenbaan dan de loper die vooral boven zichzelf kan uitstijgen als hij zich aan anderen kan optrekken. Sprinter Churandy Martina heeft aangegeven dat de buitenbaan hem doorgaans goed ligt en heeft ook een flink aantal goede races op een ‘ongunstige’ buitenbaan op zijn naam staan.”

Ivo Spanjersberg

Het komt voor dat een atleet/atlete na vele trainingsuren zijn/haar missie toch niet heeft behaald. Hierop volgend vragen atleten zich soms af waarom zij deze sport nog beoefenen. Soms nemen ze het stoppen ervan zelfs in overweging. Is het slechter gesteld met de mentale vaardigheden en weerbaarheid van individuele atleten dan sporters die in teamverband acteren, zoals voetballers?

Als je na veel trainingsarbeid de doelen die je voor jezelf hebt gesteld niet hebt gehaald, kan dit een behoorlijke deuk in de motivatie geven. Sommige sporters moeten zichzelf en het plezier in de sport dan weer even terug vinden. Daarom zou mijn advies zijn om toch vooral niet alleen winstdoelen (doelen gericht op een plek of plak) te stellen, maar ook doelen te stellen op het proces en de eigen verbetering. Als je technisch heel goed hebt gelopen en een nieuw persoonlijk record hebt gelopen, dan kan je toch ook tevreden zijn met een tweede of zelfs een vierde plek.

”Daarom zou mijn advies zijn om toch vooral niet alleen winstdoelen te stellen, maar ook doelen te stellen op het proces en de eigen verbetering.”

Voor een teamsporter kan het niet behalen van een doel (de titel, het voorkomen van degradatie) ook zwaar zijn en ook een voetballer kan tijdelijk de motivatie verliezen. Maar het spelen en trainen in teamverband vraagt wellicht net iets minder van de motivatie dan voor een individuele sporter. De kracht om jezelf weer helemaal te moeten gaan opladen en afbeulen, is dan in je eentje wat lastiger te vinden dan in een team, waar vaak meer sociale steun voorhanden is. Een teamgenoot kan je namelijk even opbeuren, aan het lachen maken, je uitdagen, je helpen te relativeren of gewoon op je staan te wachten op de training. In die zin hebben teamsporters het wel iets makkelijker denk ik.

In hoeverre heeft het gebruik van legale sportvoeding (zoals shakes om te herstellen en energiegel om minder snel vermoeid te raken) invloed op de gedachten van een atleet?

Sportvoeding heeft vaak een duidelijk beoogd effect. De snelle koolhydraten voorzien de spieren direct van energie en de eiwitten na de training helpen extra spierweefsel op te bouwen. Naast dit fysieke effect is er ook zeker een psychologisch effect. Hoe meer de sporter er in ‘gelooft’, hoe beter hij er zich door zal voelen en dus hoe sterker het ‘middel’ werkt. Dit is het welbekende placebo-effect: als iemand ‘gelooft’ dat iets werkt, heeft het vaak ook een werking, al doet het middel niets. En dat is in deze helemaal niet erg. Het placebo-effect kan gewoon samen gaan met het daadwerkelijke effect van de voeding. De sporter die heilig gelooft in de banaan een half uur voor de wedstrijd moet dit gewoon blijven doen. Vooral ook omdat hij zonder die banaan zich misschien wel ietwat slapjes of futloos zal voelen. ‘Zie je wel, ik had die banaan moeten eten’ zal hij of zij denken, ‘dit wordt niets vandaag’. Met een minder resultaat als gevolg, omdat negatieve verwachtingen geen goed effect hebben op de prestatie. En zo kan er een selffulfilling prophecy ontstaan: ‘die banaan is echt nodig voor goede prestaties’.

Begrijpt u goed dat er rondom wedstrijden een klein aantal atleten is dat in zijn/haar eentje op de kamer slaapt (dit in tegenstelling tot andere atleten die met zijn tweeën op de kamer slapen) om zich volledig en ongestoord te kunnen focussen op de race?

Ja, dat snap ik heel goed. De ideale voorbereiding voor de wedstrijd is een individuele zoektocht. Wat voor de één werkt, hoeft helemaal niet voor de ander te werken. Simpel gezegd zijn er twee soorten van voorbereiding. Sommige sporters moeten zich ter voorbereiding vooral afsluiten van de buitenwereld en met een handdoek over het hoofd concentreren op de eigen race. Hiernaast zijn er andere sporters die zich vooral moeten afleiden, door lekker met iemand te kletsen over van alles en nog wat (maar vooral niet de aankomende race). Soms is het echter ook een financieel verhaal. Een eigen kamer kost natuurlijk meer dan er eentje met z’n tweeën delen. Maar ik ken sporters die na het ontwaken direct in het gezicht keken van hun directe concurrent voor de titel. Ik kan me een lekkerder ontwaken voorstellen…

Hoofdfoto: Odile Verzantvoort

Nieuwsoverzicht

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten