Giovanni Codrington begon op zijn vijftiende met atletiek. Inmiddels is hij vele internationale toernooien en een tal van mooie ervaringen verder. In een openhartig gesprek met ons omschrijft hij zijn verloop van zijn carrière, die begon in een voetbalshirtje en voetbalbroekje op de atletiekbaan.
Door Jasper Boot
Wanneer ben jij begonnen met atletiek?
Ik ben op mijn 15e begonnen aan atletiek. Bij een atletiekdag op school werd ik zogezegd ‘gescout’. Ik versloeg coaches en sprinters van Groningen Atletiek, waarna ik gevraagd werd of ik op atletiek wilde komen. Eerst had ik dat afgewezen en bleef ik voetballen. Op een gegeven moment kreeg ik minder zin in voetbal, omdat ik de laatste twee jaren vaak onenigheid had met mijn coach. Na die atletiekdag probeerde een vriendin mij over te halen om op atletiek te gaan (ze deed zelf aan atletiek). Het leek mij niet echt iets, want al die mannen liepen namelijk in strakke pakkies. Echter, die vriendin haalde mij alsnog over om op atletiek te gaan. Eerst deed ik een paar proeftrainingen mee en vond ik het allemaal wel leuk en vervolgens heb ik toch maar besloten om er verder mee te gaan. Op een gegeven moment kreeg ik steeds meer passie voor atletiek en de uitdaging gaf mij een kick om te laten zien wie sneller was dan ik!
Ik wist helemaal niet of ik goed zou zijn, maar mijn eerste wedstrijd kwam al snel. Ik denk dat het de Martini-bokaal werd gehouden bij Groningen atletiek. Op dat moment had ik helemaal geen spullen, namelijk alleen (allround) spikes. Mijn eerste wedstrijd sprintte ik in een voetbalbroekje en voetbalshirtje, haha. De finale won ik in 11.11 seconden! Ik wist niet of dit snel was, dus ik was er vrij relaxt over. Na een tijd had ik mijn tweede wedstrijd, maar dit bleek een wat grotere wedstrijd te zijn, namelijk het Nederlands Kampioenschap. Ik had hier helemaal geen hoge verwachtingen of iets dergelijks van. Ik had alleen van één iemand gehoord, Jerrel Feller, dat hij super snel zou zijn. Ik zag een grote gespierde jongen en hij zag er echt snel uit. Dus dacht ik: ‘Dat moet Jerrel zijn!’. Bleek ik er helemaal naast te zitten, want in de finale kwam ik er echt achter wie Jerrel was. Hij bleek gewoon een klein mannetje te zijn… Heel awkward! Jerrel won, maar ik kwam als tweede (in 10.93s) over de finish en dat had ik totaal niet had verwacht! Op dat moment realiseerde ik mij dat ik behoorlijk snel was voor een 15-jarige iemand.
Mijn eerste wedstrijd sprintte ik in een voetbalbroekje en voetbalshirtje, haha.
Na één jaar atletiek deed je al mee met het EYOF. Hoe ervaarde je dat?
Dat klopt! Alleen in aanloop naar die wedstrijd raakte ik voor het eerst geblesseerd aan mijn hamstring. Ik wist niet goed hoe ik daar mee om moest gaan. Dus ik begon te vroeg met hard trainen, waardoor ik nóg een keer mijn hamstring scheurde. De fysio waar ik naar toeging, was daar natuurlijk helemaal niet blij mee. Van haar heb ik vooral veel geleerd om naar mijn lichaam te luisteren en niet te snel te beginnen. Omdat ik dus weer geblesseerd was, kwam de EYOF ook steeds dichterbij en ontstond de kans dat ik daar niet mocht lopen. Ik moest op het NK bewijzen dat ik fit was. Ik werd tweede en dat was goed genoeg om mij naar het EYOF te sturen. Mijn eerste internationale toernooi was een feit! De groep waar ik mee trainde bij Groningen Atletiek vertelde mij dat ik er niet veel van moest verwachten. Ik was op dat moment zestien jaar en met die leeftijd veruit de jongste van de groep. Echter houd ik ervan om mensen het tegendeel te bewijzen en dat leeftijd geen issue is. Dit heb ik dan ook gedaan, want ik werd op de 100m tweede en bij de estafette namen we goud mee naar huis. Na het EYOF heb ik mij voor alle jeugdtoernooien gekwalificeerd en alleen op het WKJ de finale niet gehaald. Sinds mijn 18de zit ik bij het Nederlands senioren estafetteploeg en heb ik twee keer deelgenomen aan de Olympische Spelen.
Wat motiveert jou als atleet om het maximale uit jezelf te halen?
Wat mij motiveert is om op wedstrijden en toernooien te staan en tegen de beste van de wereld te strijden. Ik houd van uitdagingen en vooral om atleten te verslaan die sneller zijn dan ik. Ik wil daarom beter worden en/of zijn dan de ‘ik’ in de vorige wedstrijd, toernooi of het vorige seizoen.
In 2014 liep jij in Mannheim jouw persoonlijk record op de 100 meter in 10.29. Dit baanseizoen kwam je met een tijd van 10.32 heel erg dicht in de buurt van je record uit 2014. Heb je dit seizoen gemerkt dat je weer op jouw oude niveau terug aan het komen was?
Ik ben op de weg terug. De jaren na 2014 waren moeilijk voor mij. Ik raakte vaak geblesseerd aan mijn achillespees, waardoor ik mijn seizoen niet kon afmaken of met veel pijn liep. Dit jaar kon ik een hele wintertraining goed doortrainen en verliep alles wat beter. Op trainingskamp in Amerika maakte ik een rare stap, waardoor ik weer pijn aan mijn achillespees kreeg. Door goed samen te werken met mijn coach en fysio hebben wij de schade kunnen beperken. Hierdoor kon ik snel weer wedstrijden doen. Ik denk zelf dat ik meer wedstrijden heb gelopen dit jaar dan in 2015 en 2016 samen. Volgend jaar wil ik een blessurevrij seizoen hebben en dan ben ik benieuwd wat ik dan zal lopen.
Ik denk zelf dat ik meer wedstrijden heb gelopen dit jaar dan in 2015 en 2016 samen.
Je traint momenteel onder leiding van trainer Rana Reider op Papendal. In hoeverre verschilt zijn trainingsaanpak ten opzichte van de vorige trainers die jou de afgelopen jaren hebben begeleid?
Iedere trainer heeft zijn of haar eigen aanpak. Ik ga er niet te veel op in, want je moet het zelf mee maken. Maar de warming-up onder leiding van Rana is langer, veel langer. Voor mij voelde het begin al zowat als een volledige training. Ik heb het gevoel dat ik ook meer wedstrijden achter elkaar kan doen dankzij de manier waarop Rana ons/mij traint.
De 100 meter is misschien wel de moeilijkste afstand van alle atletiek, omdat de verschillen soms minimaal zijn. Een perfecte race lopen is daarom (bijna) onmogelijk. Wat versta jij onder een ‘perfecte’ race?
De perfecte race: Je probeert het altijd voor jezelf zo perfect mogelijk te maken. Alles moet voor jezelf kloppen en al vanuit het startblok komen. Een goede hoek, snelle eerst passen, de romp laag, armen goed naar voren pompen, knie naar borst brengen, harde contacten op de grond, krachtig blijven en ga zo maar door. Als één ding fout gaat, bijvoorbeeld een mispas of de hoek doe je niet goed, dan kun je al wat tijd verliezen. Mijn perfecte race is dat er zo min mogelijk fout gaat op het moment van de race. Er zullen altijd weer verbeteringen zijn voor de volgende race.
Topsport gaat met vallen en opstaan. Hoe weet jij jezelf altijd maar wéér te motiveren om het beste uit jezelf te halen?
Door steun van mijn familie, vrienden en mijn partner gaat het allemaal een stuk makkelijker. Maar ook om de uitdaging met anderen aan te gaan en natuurlijk met mijzelf: om beter te worden dan hoe ik voorheen was!
Als Giovanni tot nu toe terugkijkt op zijn carrière, waar ben je dan het meeste trots op?
Mijn allereerste internationale toernooi (EYOF), met de estafette Europees kampioen in 2012 en het halen van de top zes op de Olympische Spelen!
Hoofdfoto: Instagram Giovanni Codrington