Het prachtige verhaal van vader en zoon Stigter uit Runner’s World. Aart werd in 1994 Nederlands kampioen marathon en heeft een persoonlijk record van 2.15.14. Zoon Bas startte vorig jaar tijdens de Amsterdam Marathon en wilde, ondanks zijn hartproblemen onder de 2 uur 25 lopen.
Door: André Kats voor Runner’s World
Aart en Bas Stigter hadden de droom samen een marathon te lopen. Het liep anders voor vader en zoon. Toen zijn cardioloog voor het eerst de tatoeage zag die Bas Stigter (34) vlak onder zijn hartstreek had laten zetten, schoot de arts in de lach.
De tatoeage verbeeldt een hartritme dat overloopt in een hardloper, als symbool voor de grote waarde die hardlopen tegenwoordig heeft in zijn leven. De humor zat hem in een foutje dat de tatoeëerder had gemaakt: per ongeluk had hij een merkwaardige kronkel in de grafiek geplaatst die je in een gezond hartritme niet hoort te zien, maar die toevallig genoeg juist leek op de ritmestoornis waarmee Bas bij inspanning soms te kampen heeft. ‘Die stoornis die je hebt, staat hier al getekend,’ zei de cardioloog lachend.
Hoofdredacteur Olivier Heimel van Runner’s World magazine biedt nu 20% extra korting aan op een Runner’s World abonnement. Via deze link en de code ‘Olivier‘ krijg je de extra korting (geldt tot en met 6 september)
Wanneer de stoornis opspeelt, voelt het voor Bas alsof zijn hart overslaat en vervolgens uit de maat gaat lopen. Het gebeurde bijvoorbeeld na acht kilometer in de marathon van Amsterdam van vorig jaar, uitgerekend kort nadat Bas zijn vrouw en haar dochter was gepasseerd en in het voorbijgaan met twee handen nog een hartje voor hen had gevormd. Nog geen kilometer later voelde hij zijn hart overslaan en zag hij op z’n horloge hoe z’n hartslag binnen de kortste keren naar 230 slagen per minuut steeg. Een ongelukkiger moment had hij nauwelijks kunnen bedenken, na maanden intensieve voorbereiding en zo vroeg in een race waarin hij juist een fijn groepje had gevonden om in mee te lopen. Hij weet inmiddels dat het overslaan van zijn hart fysiek niet gevaarlijk is, maar als de stoornis opspeelt, zit er niks anders op dan stilstaan en wachten tot zijn hart weer z’n normale ritme aanneemt. Meestal duurt dat een seconde of veertig, maar opgejaagd door de spanning en zijn voornemen om een tijd onder de 2.30 te lopen, besloot Bas in Amsterdam te snel om weer in beweging te komen. Een paar honderd meter verder ‘sprong z’n hart er opnieuw uit’, zoals hij het zelf noemt, en stond hij weer stil, terwijl hij inwendig vloekend de ene na de andere loper voorbij zag komen. Voordat de marathon goed en wel was begonnen, had hij op die manier al anderhalve minuut verloren.
Tegen die tijd keek vader Aart aan de andere kant van de stad op de marathonapp op zijn telefoon naar de tussentijden van zijn zoon en zag een verval dat hij niet kon verklaren. Het zorgde voor een ongekende spanning over de verrichtingen van zijn zoon, waarvan hij voelde dat je die niet te vaak moet meemaken in je leven.
Ze hadden afgesproken elkaar op het 25-kilometerpunt te treffen langs de Amstel. Vanaf daar zou Aart meefietsen richting de finish als coach, voedingspost en supporter tegelijk. Dat was feitelijk niet meer dan een compromis, want maanden eerder was het juist Aart geweest die had voorgesteld om sámen de marathon van Amsterdam te lopen. Het was een idee dat vooral was geboren vanuit een nostalgische gedachte, want 25 jaar eerder, in 1994, was Aart geheel tot zijn eigen stomme verbazing Nederlands kampioen geworden op de marathon. In die race in Rotterdam moest hij in eerste instantie de grote favoriet Marti ten Kate laten gaan, maar in de slotfase had Aart zoveel energie over dat hij kon versnellen en het stipje in de verte langzaam maar zeker een stip werd. Bij het veertigkilometerpunt achterhaalde hij Ten Kate en merkte hij tot zijn verrassing dat de favoriet niet kon aanhaken. Niet veel later passeerde Aart Stigter als eerste Nederlander de finish op de Coolsingel, in een tijd van 2.15.38.
Die titel was voor hem het absolute hoogtepunt in een hardloopcarrière waarin hij in totaal 33 marathons liep, de laatste in 2003 in Amsterdam, waar hij meer dood dan levend over de finish kwam. Al direct op dat moment riep hij dat hij nooit meer een marathon zou lopen. Aan dat voornemen hield hij zich ook, tot de dag in 2019 waarop hij het gekke idee kreeg het nog één keer te gaan proberen. ‘Het leek me leuk om 25 jaar na de Nederlandse titel opnieuw Nederlands kampioen te worden, maar dan in mijn leeftijdsklasse én dan ook nog samen met Bas aan de start te staan,’ zegt Aart, inmiddels 63 jaar. ‘Bas was direct enthousiast, dat hielp ook mee.’
Kroeg
Het is niet eens heel lang geleden dat Aart in gezamenlijke trainingen of wedstrijden achterom moest kijken om te zien waar Bas bleef, maar inmiddels zijn de rollen omgedraaid. Sinds Bas in 2014 voor het eerst ging trainen voor een marathon, heeft hij razendsnel progressie geboekt. Thans traint hij zeven keer per week en draait zijn bestaan, met een eigen hardloopzaak in Amsterdam, voor een groot deel om de sport. Hij durft tegenwoordig hardop te dromen over een tien kilometer onder de dertig minuten.
Zijn leven is daarmee honderdtachtig graden gedraaid ten opzichte van zijn studententijd, waarin zijn lichaamsbeweging niet veel verder ging dan zijn bijna dagelijkse gang van en naar de kroeg. ‘Dat was heel leuk en ik had het ook niet willen missen, maar ik heb mijn lichaam jarenlang onwijs verwaarloosd,’ zegt Bas. Dan, lachend, terwijl hij opzij kijkt naar zijn vader: ‘Het was niet alleen het drinken, ik deed allerlei ongezonde dingen, waarvan ook Aart niet alles weet. Ik ben er niet trots op, maar het contrast met tegenwoordig vind ik wel mooi. Dat contrast kan niet groter.’
Al voor zijn studententijd was duidelijk dat Bas de hardloopgenen van zijn vader had geërfd. Op twaalfjarige leeftijd liep hij zijn eerste tien kilometer ooit vrijwel ongetraind in een tijd van 39 minuten, later trainde hij enige tijd in een regionaal talententeam. Het ontbrak alleen aan de motivatie om alles voor de sport opzij te zetten, waardoor het hardlopen in zijn studententijd naar de achtergrond werd gedrongen. Aart liet hem gaan. ‘Ik heb er nooit moeite voor gedaan Bas te pushen als hardloper. Ik vind het belangrijk dat je in het leven dingen doet waaraan je veel plezier beleeft. De kans dat iemand in de sport bij de top gaat horen of olympisch goud wint, is niet zo groot. Ik vind het heel gezond dat als iemand studeert – of iets doet wat daarop moet lijken – hij een gezellige tijd heeft.’
De trainingen voor Amsterdam gingen in eerste instantie nog voorspoedig voor Aart. Nauwgezet volgde hij het schema dat Bas voor hem had gemaakt, de lange duurlopen liepen ze regelmatig samen. Bas kreeg voor het eerst in de gaten dat de marathon misschien een stap te ver was voor zijn vader, toen hij hem in de slotkilometers van een training helemaal naar rechts zag hellen, als een fietser in een scherpe bocht. Het was voor Aart een manier om zijn rechterknie met nauwelijks kraakbeen zoveel mogelijk te ontzien. Niet veel later, na een testwedstrijd van dertig kilometer waarin hij de laatste kilometers nog slechts strompelend vooruit kwam, hakte Aart zelf de knoop door dat het onverantwoord zou zijn om de marathon te lopen.
Hoofdredacteur Olivier Heimel van Runner’s World magazine biedt nu 20% extra korting aan op een Runner’s World abonnement. Via deze link en de code ‘Olivier‘ krijg je de extra korting (geldt tot en met 6 september)
Hij is nu even stil en zegt dan: ‘Na die wedstrijd heb ik nog een paar lichte intervalloopjes geprobeerd, maar ik merkte dat het echt niet ging. Ik moest gaan wandelen, in het bos waar ik vroeger met twintig kilometer per uur doorheen rende. Dat heeft me wel een paar tranen gekost. Toch was er ook snel de berusting, omdat ik in 2003 de juiste beslissing had genomen om geen marathons meer te lopen. Als ik terugkijk op wat ik wél heb gedaan, was de marathon in Amsterdam met Bas een bonus geweest. Bovendien kwam al heel snel de gedachte: ik kan weliswaar niet lopen, maar daardoor kan ik wél de marathon van Bas zien.’
Voor Bas was er ook weinig twijfel: hij zou ook zonder zijn vader de voorbereiding op Amsterdam doorzetten, in de jacht op een tijd onder de 2.30. Bij de start voelde hij zelfs dat hij de vorm had voor een tijd onder de 2.25, maar dat was buiten zijn hartritmestoornis gerekend. Het eerste wat hij daarom zei tegen zijn vader toen hij hem op het 25-kilometerpunt trof, was dat hij al twee keer veertig seconden was verloren. ‘Maar na die tweede keer, dacht ik ook letterlijk: fuck it, ik ga er gewoon voor.’
Zo kon het gebeuren dat Aart bij het treffen met Bas berekende dat een tijd onder de 2.30 nog altijd mogelijk moest zijn. En, nog opmerkelijker, dat hij in de kilometers die volgden zag hoe zijn zoon steeds harder begon te lopen, zodanig dat Aart zelfs aan zijn eigen tijdswaarneming begon te twijfelen. Wat hielp, is dat Bas steeds meer lopers begon op te vegen. Telkens als hij een concurrent was gepasseerd, verscheen er in de verte weer een nieuw stipje waar hij als een stier op een rode lap op af ging. Een van die stipjes in de verte leek verdomd veel op Fabian ten Kate, de zoon van Marti, de vroegere concurrent van Aart. Aart zag het nu zelf ook, vanaf de fiets waarop hij achter zijn zoon aan fietste, want het wás Fabian. 25 jaar nadat Aart tijdens het NK op jacht was gegaan naar Marti, zag hij zijn eigen zoon in de achtervolging op Ten Kate junior, in een marathon die hij eigenlijk zelf ook had moeten lopen. ‘Het was een kopie van toen ik Nederlands kampioen werd,’ zegt Aart. ‘Dat van al die duizenden lopers, 25 jaar na dat NK, precies Bas Stigter en Fabian ten Kate achter elkaar liepen, is eigenlijk niet voor te stellen. Ik dacht gelijk aan die symboliek, zoiets verzin je niet van tevoren.’
Blaren
Bas had al bijna dertig kilometer in de benen, maar ook hij zag hoe bijzonder deze samenloop van omstandigheden was. Hij dacht aan zijn vader en hoe speciaal het voor hem moest zijn om op de fiets achter hem in zijn hoofd de film van 25 jaar geleden af te spelen. ‘Ik liep sowieso een beetje voor twee, omdat Aart niet kon meelopen. Je wil iedereen trots maken, maar je vader nog het meest.’ Hij hoorde Aart roepen dat hij dichter bij Fabian kwam. En na dertig kilometer, op het moment dat Fabian uitstapte vanwege blaren, haalde Bas hem in.
Vanaf dat moment ging het in volle vaart richting de finish. Bas rennend, Aart trappend en steeds maar vol ongeloof op zijn horloge kijkend. ‘Negen van de tien mensen die twee keer veertig seconden stilstaan, draaien om en gaan terug,’ zegt Aart. ‘Als je dan jezelf weer bij elkaar raapt en verder gaat, is dat fantastisch. Ik zag na het 25-kilometerpunt snel dat 2.25 misschien wel een optie was, al kan er in de laatste kilometers nog veel gebeuren. Continu was er hoogspanning, vooral vanuit het idee: hoe is het allemaal mogelijk?’
Vlak voor het Olympisch Stadion sloeg Aart af, want doorfietsen tot de finish is niet toegestaan, waarna Bas het op de atletiekbaan op een sprinten zette. Toen Aart zijn fiets had geparkeerd, was er nog slechts plek voor één gedachte in zijn hoofd: om zo snel mogelijk bij zijn zoon te komen. Hij piepte binnendoor het stadion in, stormde slalommend tussen de mensen door richting finishgebied en zag daar zijn zoon met wijd open mond achter de finishstreep liggen. Die had inmiddels op de stopknop van zijn horloge gedrukt, miraculeus genoeg precies na 2 uur, 24 minuten en 59 seconden. Ondanks alle tegenslag in het begin, had hij op de seconde af zijn heilige doel gehaald.
Toen Aart en Bas elkaar zagen, hoefden ze niets te zeggen, hun blikken spraken voor zich. Aart durft wel te stellen dat hij op dat moment nog meer emoties voelde dan wanneer hij vroeger zelf de finish van een marathon passeerde. Hij zegt: ‘Ik was ook zó blij dat ik zelf niet liep, het maakte voor mij alles goed.’ Glimlachend: ‘Verdomd, dacht ik, het heeft zo moeten zijn.’
Eerder verscheen er een boek over Aart Stigter; Hardlopen, mijn leven” target=”_blank” rel=”noreferrer noopener”>