Atletiekverenigingen in Nederland moeten de komende jaren flink vernieuwen. In mijn eerdere column schreef ik al dat veel accommodaties verouderd zijn en dat atletiekverenigingen nauwelijks durven te innoveren. De gevolgen zijn groot, want atleten haken af omdat de verenigingen topatleten niet financieel kunnen ondersteunen. Waarom zouden atletiekverenigingen meer naar voetbalclubs moeten kijken?
Door Jasper Boot
Het is misschien een beetje oneerlijk; de KNVB heeft meer dan één miljoen leden en de Atletiekunie circa 100.000 leden. De meeste voetbalclubs hebben wel geld, terwijl de atletiekverenigingen staan te springen om inkomsten. Toch valt dat niet alleen maar te wijten aan het ledenaantal, want de voetbalclubs zijn veel innovatiever.
Bijna alles is professioneler bij voetbalclubs. Selectieteams bij amateurverenigingen en profclubs dragen tijdens trainingen hetzelfde outfit en er zijn altijd fysiotherapeuten of masseurs aanwezig. Iets wat bij veel atletiekverenigingen vaak ontbreekt. Atleten lopen in kleding van zichzelf en niet altijd zijn er fysiotherapeuten of masseurs beschikbaar om atleten te behandelen. Een zorgwekkende gedachte, want atleten van internationaal niveau verdienen meer.
De weg naar het professionele voetbal wordt ook gemakkelijker gemaakt, ondanks dat een enkeling het door de grote concurrentie maar haalt. Als je eenmaal wordt gescout door een betaalde voetbalclub, dan worden randzaken voor jeugdige spelers uitstekend geregeld. Op de middelbare school mocht ik één week voor school stage lopen bij ADO Den Haag. Ik werd elke dag door het busje van ADO Den Haag van Den Haag naar mijn toenmalige woonplaats Hillegom gebracht. Op die manier had ik geen zorgen op welke manier ik als twaalfjarige vanuit mijn dorp naar de grote stad kon komen.
Voetbalclubs denken niet alleen maar aan ontwikkeling op het veld, want ze bieden ook nog huiswerkbegeleiding aan. Op de club moeten jeugdige voetballers verplicht huiswerk maken voordat ze mogen trainen met de groep. Doen ze niet hun best op school? Dan moeten ze de jeugdopleiding van de betaald voetbal organisatie per direct verlaten.
Een ander groot verschil tussen atletiekverenigingen en voetbalclubs is het zogeheten ’teamverband.’ Toen ik eenmaal op een wat hoger niveau voetbalde, gingen wij met de spelersbus naar uitwedstrijden. Het was niet alleen gezellig, maar je bouwde ook echt een band op met je medespelers. In 2015 ben ik lid geworden bij Leiden Atletiek, maar ondanks dat het een hele fijne vereniging is, heb ik nooit meer een teamgevoel gevoeld. Het is voor mijn vereniging ookonbetaalbaar om met een ‘atletenbus’ naar competitiewedstrijden te gaan, maar het zou veel meer uitstraling geven.
Persoonlijk mis ik uitstraling in de atletiekwereld. Bij veel verenigingen trainen veel atleten in hun eigen outfit en zijn de faciliteiten minimaal. Een atleet wordt niet of nauwelijks gemotiveerd door de diensten van de vereniging. Vanzelfsprekend zijn niet alle wijzigingen mogelijk, maar er moet ergens worden begonnen. Voetballers van niveau krijgen niet voor niets wedstrijdpremies. Simpelweg omdat regionale sponsoren willen investeren in de plaatselijke voetbalclub en het effect ondervinden van lokale sponsoring. Dat moet in de atletiekwereld toch ook kunnen?
Foto: Evert Woutersen