Bijna een jaar geleden verhuisde Maaike Boot naar Chicago om te gaan werken voor Ernst & Young. Samen met haar vriend, Ben van Spronsen, ging ze ook op zoek naar een sportieve uitdaging. Die vond ze in een triathlon. De voormalige atlete en bestuurder van A.S.A.V. Aquila neemt jullie mee in haar avontuur.
Door de redactie
Om half 5 ging de wekker, ruim drie uur voordat het startschot van onze eerste triathlon zou klinken. Het zou een hele warme zomerdag worden, de watertemperatuur was bijna 25 graden. Zonder moeite klommen we ons bed uit, onze doorzichtige plastic tasjes waren gepakt. Op het advies dat we tijdens de verplichte triathlon voorlichting hadden gekregen, lagen al onze spullen een dag van te voren uitgestald op de eettafel: fietschoenen? Check. Trisuit? Check. Sportdrank? Check, wel met de kanttekening dat we die vooral niet uit de koelkast moeten vergeten te halen. Startnummer? Check. Badmuts? Stickers voor op de fiets? Tattoos voor op onze armen? Sporthorloge? Check. Zonnebrand! Niet vergeten. Met opgepomte fietsbanden, gestelde kettingen en de rugzakjes op onze rug, fietsten we om 5 uur het startschot tegemoet. We fietsen met een aantal mede-triathlon racers langs het meer, het meer waar we de afgelopen maanden zo vaak gezommen hadden. ’s Ochtends voor werk, met wind, zonder wind, met dertig graden, en soms zelfs ‘maar’ met 20. Het viel me op dat het zwemmen in het open water zoveel anders is dan in een zwembad: je zwemt zo een kilometer, of meer, en de minuten in het water vliegen voorbij. In het zwembad begint het vaak na een minuutje of twintig te vervelen, nu waren we soms zo twee uur van huis. Nog een pluspunt, het uitzicht tijdens het zwemmen op de skyline van Chicago is waanzinnig. Jammer, dat het hier in de winter zo koud is dat zwemmen onmogelijk wordt, zelfs met wetsuit.
Toen we hier net naartoe verhuisden, bijna een jaar geleden, wisten we zeker dat we iets in de buurt van Lake Michigan wilden zoeken. Het appartmentje dat we vonden lag op een kleine tien minuten wandelen van het meer, sindsdien ons tweede huis. Het fietspad is ruim 30 kilometer lang, drukbezocht door wandelaars, strandgangers, toeristen op gehuurde fietsen, hardlopers en snellere fietsers, met bel. Wij deden er graag aan mee, soms wat vroeger op de ochtend, om alle drukte te vermijden. Zo’n drie a vier keer week liepen we hard, met afstanden van 5 tot 20 kilometer, afhankelijk van wat we de rest van de dag nog wilden doen. Fietsen doen we het liefst naar het zuiden van de stad, daar is het rustiger, mooier en zijn de fietspaden nog sneller. Gemiddeld zo’n 40 kilometer per keer, maar soms maakten we uitstapjes naar 70 of 80. Alleen, waar we tot twee weken voor de race vooral alle sporten los van elkaar beoefenden, vonden we het toch maar eens tijd om op z’n minst twee sporten te combineren. Dus fietsten we een kleine dertig kilometer, bonden we ze vast en trokken we onze hardloopschoen aan. Heel stiekem, dat was veel zwaarder dan gedacht. Het hardlopen voelde zo, ontzettend, langzaam. Gelukkig ging het na een paar kilometer ietsje beter, maar heel veel sneller werd het niet. Dat werd spannend, tijdens de triathlon. Waar ik zelf het minste vertrouwen had in het zwemmen, werd ik nu wat benauwder van het idee dat ik nog 10 kilometer moest hardlopen, na het fietsen.
Fietsen doen we het liefst naar het zuiden van de stad, daar is het rustiger, mooier en zijn de fietspaden nog sneller.
We hebben er zoveel zin in! Onze fietsen staan in ‘transitie’, onder onze fietsen ligt een flesje water, wat repen, sportdrank, mijn horloge, zonnebrand en een extra setje hardloopkleding. Dit is de eerste keer dat ik in mijn trisuit ga zwemmen, fietsen en hardlopen, dus mocht het toch niet helemaal bevallen, dan kan ik altijd nog mijn oude vertrouwde hardloopbroekje aan. Na twee uur lang te hebben gekeken naar alle triatleten die ons voorgingen, mogen we dan eindelijk zelf het water in. We geven ons tasje met de overgebleven waardevollen spullen af, doen onze oranje badmuts op en begeven ons met alle andere ‘first-timers’ naar het startvak. Als we met de hele groep het water in gaan, vind ik het even spannend, dit schijnt het moment te zijn waarop veel mensen in paniek raken. Het water is relatief koud en iedereen ligt als een kluitje bij elkaar. Dan klinkt het startschot, we mogen weg!
Na twee uur lang te hebben gekeken naar alle triatleten die ons voorgingen, mogen we dan eindelijk zelf het water in.
Het water is heerlijk, de afstand van 1,5 kilometer valt alles mee en ik win het met mijn schoolslag van een vrouw die haar uiterste best doet om te borst-crawlen, al begrijp ik zelf niet helemaal waarom. Nadat we het water uit worden geholpen rennen we nog 500 meter over een rode loper richting onze fietsen, ik ben blij dat ik in ieder geval niet alleen mijn bikini heb aangetrokken. Uiteindelijk duurt het, volgens de officiële uitslagen, 5 minuten voordat ik op mijn fiets zit. Ook het fietsen gaat heerlijk, er is een ruime snelweg afgezet, en ik vlieg naar de finish. Dan begint het bijna pas echt, als ik mijn hardloopschoenen met trillende handen aantrek, zoveel adrenaline giert er door mijn lijf. Het is inmiddels tien uur ’s ochtends, en het is al stukken warmer dan toen we om vijf uur van huis vertrokken. Tijdens het hardlopen zijn er veel mensen die lopen, zo warm blijkt het. We rennen in de brandende zon, zonder schaduw, met regelmatig een kraampje met water. Heel even vraag ik me af hoe ik dit tien kilometer ga volhouden. Bij het drie kilometer punt word ik tegenhouden: we mogen niet verder, keer maar om. Blijkbaar zijn er flink wat mensen flauw gevallen, en heeft het EHBO team besloten dat het onverstandig is om hiermee door te gaan. Onverwachts ga ik twee kilometer later over de finish, ik had er graag vijf meer gelopen. Als kers op de taart krijgen we een enorm rood-wit-blauw waterijsje, wat was dit leuk. Fantaserend over onze volgende triathlon lopen we naar huis, want twee kilometer na de finish is Ben’s band geknapt. Maar dat mag de pret niet drukken, want ’s middags kijken we naar vliegtickets naar Hawaii, misschien kunnen we daar onze eerst halve iron man wel doen!
Foto: Maaike Boot